Beste Arena, wij zien jou, maar zie jij ons ook?

Ocho! Ga die uien voor me halen, hoorde ik me moeder zeggen. Bezweet van het voetballen op de galerij rende ik naar de supermarkt. Ik moest de trap nemen want de liften deden het weer niet. Naar beneden, maar ook naar boven. We woonde op acht hoog. Ik gaf de zak met uien aan m’n moeder die me boos aankeek en schreeuwde: “Mi a bisa sibojo kora, No sibojo blanku” (“Ik zei rode uien, geen witte!”). Ik had haast want het partijtje met mijn boys op de galerij ging om de eer en ze stonden te wachten. Het ging om je skills hoe goed je kon voetballen. Je wilde het laten zien. Je eer hoog houden.

Over de balustrade zag je het dak van de Arena. Ik was er nooit geweest. Niemand van mijn boys was er geweest. Dat kwam niet in ons op. Het was misschien te duur en dat Arena ding voelde niet als iets van ons. Maar Ajax voetbalde er en Jaxi is wél van ons. Wij zijn Jaxi.

De Arena staat zo dichtbij maar toch is het zo ver weg. De Arena voelt anders aan. Ik snap het niet. Al mijn boys zijn er nog nooit geweest, maar ze zijn wel allemaal Ajacieden. Daar moet verandering in komen. Ik heb me voorgenomen om hier iets aan te doen. De Arena zal zich meer moeten verbinden met de Bims en Jaxi boys moeten er kind aan huis zijn. Dan klopt het. Het staat toch in onze buurt? Jaxi gaat nu Bijlmer supporten; Ik neem boys mee naar de Arena. Zo kan ik iets terugdoen voor ons, voor de Bijlmer, voor onze Jaxi boys. Beste Arena, het gaat om de eer en om het respect voor de buurt waar je in staat. Wij zien jou, maar zie jij ons ook?

Ik sta weer in de lift. Hij doet het weer. Gelukkig heb ik nu wel een zak witte uien in m’n hand. Of wilde ze nou rode uien?

Ocho
Deel dit bericht op social media
Zuidoost&Meer

GRATIS
BEKIJK